logo

[Terug naar hoofdpagina] [Contactgegevens]

KERKKLOKKEN VAN BORKEL EN SCHAFT

Ad Maas (Leende) en Pierre Nuijts (Heeze)

Dankzij diverse tips naar aanleiding van krantenartikelen en nieuwe studies van de stukken kan de geschiedenis van de kerkklokken van Borkel, van Schaft en van Borkel en Schaft nu helder en aannemelijk geschetst worden. Dat was de uitdaging, en daarvan nu het verslag. Ingewikkeld is de zaak nog steeds en dat komt omdat het in deze historie niet één kerk betreft, maar het zijn er vijf en die hadden allemaal klokken en klokjes. Er werden ook klokken verhuisd van het ene kerkgebouw naar het andere. Borkel en Schaft had bovendien korte tijd ook nog een klooster en vlakbij lag de abdij de Achelse Kluis. De tot dusver genoemde gebouwen komen in dit verslag alle aan de orde. Wat de kerkklokken betreft hebben we vier verhalen: dat van Borkel, dat van Schaft, dat van Borkel & Schaft en dat van Achelse Kluis. Het verhaal van de kerkklokken van Borkel en Schaft kan nu bijna sluitend verteld worden. En we hebben een verrassing , want we hebben ontdekt dat Borkel en Schaft momenteel mogelijkerwijs een klok teveel heeft.

Het verhaal van Borkel

Dominicus de Jong vroeg zich in zijn boek Het kerkdorp Borkel en Schaft (1951) al af waar de twee klokken van Borkel uit 1791 gebleven waren. Hij kwam er niet helemaal uit. Via ons onderzoek wilden we een stuk verder komen. Daarvoor was het van belang om twee citaten uit belangrijke boeken steeds voor ogen te houden. Namelijk het citaat uit het boek Drie eeuwen Sint Servatius Parochie in Borkel en Schaft 1690- 1990 van de kunsthistorica Christel Aaftink en dat citaat luidt als volgt: "Ook kreeg Borkel in 1791 nieuwe klokken voor haar kerk. Eén van de klokken had het opschrift: Ik heet S. Bernardusklok Henricus Petit me fecit anno 1791. Het is echter onduidelijk wat er met de twee Borkelse klokken is gebeurd. Bekend is het feit dat de twee klokken zijn overgebracht naar de Achelse kluis, maar over het lot van de klokken nadien kan niets vermeld worden". Hier startte onze speurtocht naar het lot van die Borkelse klokken. Borkel kan in 1791 inderdaad twee "nieuwe" klokken gekregen hebben, dat wordt in diverse studies gesteld. Eén klok was zonder meer splinternieuw want uit een verkoopcatalogus van Petit en Fritsen weten we dat er in 1791 één nieuwe klok van 300 pond gegoten werd voor Borkel. Dit is de zogenaamde tiendklok, en dit opschrift staat nog steeds op de rand vlak onder de schouder van de klok te lezen. Deze klok kreeg pas 100 jaar later de naam "Bernardusklok", namelijk toen ze in 1889 aangekocht was door de Achelse kluis. De tweede klok is geen nieuwe maar een andere klok geweest. De Borkelse Antoniuskapel stond vlakbij de schuurkerk en die had een torentje waarin een luidklok hing. Deze luidklok is in 1791 naar de schuurkerk gegaan. Er is dus sprake van twee Borkelse klokken (de tiendklok en de luidklok) en die zijn inderdaad (zie verderop) in 1889 op de Achelse Kluis terecht gekomen.

Nu het tweede citaat. In het boek Momenten uit drie eeuwen Kluishistorie van Dominicus de Jong staat de boekhouding van deze priorij van de periode 1845- 1846 en daar lezen we het volgende: "Voor de werkzaamheden aan de dakruiter en het hangen van een oude klok van Borkel met nog een kleinere daarbij f 372, 42". Een opmerkelijke zin. Hier staat dat er inderdaad in 1846 een oude klok uit Borkel kwam. Maar welke dan? Sommige mensen lezen de zin zo dat de kleinere klok eveneens uit Borkel zou komen, dat doet Dominicus de Jong ook, maar hier is sprake van een vergissing. Welke oude klok uit Borkel ging in 1846 naar het klooster in Achel? Niet de tiendklok/Bernardusklok of de luidklok, want die verhuisden in 1846 van de Borkelse schuurkerk naar de nieuwe kerk van Borkel en Schaft en in 1889 werden deze klokken verkocht aan de Achelse Kluis. Er gingen dus in de negentiende eeuw drie klokken van Borkel naar het klooster van de Trappisten: 1 in 1846 en 2 in 1889. Het raadsel van de oude klok van 1846 moeten we hier nu oplossen. Bovendien moeten we nagaan wat bedoeld is met de "kleinere daarbij".

De oude klok via Borkel= Eremietenklokje

In 1795 brachten de kluizenaars van Achel hun klokje met uurwerk over naar Meerveldhoven, omdat ze bang waren dat het geconfisceerd zou worden door de Franse revolutionairen. Goed gezien, want in 1798 werd de Kluis opgeheven. Dit zogenaamde "eremietenklokje" is inderdaad in 1846 teruggekomen op de Kluis en aldaar gehangen. Pastoor Dobbelsteen van Borkel en Schaft heeft deze zaak geregeld, en ervoor gezorgd dat de Kluis ook een Madonna-beeldje en een torenkruis terugkreeg. Deze gang van zaken staat ook genoemd in het boek Geschiedenis van de Achelse Kluis (1885) van Edmundus van Well. Dit klokje van de kluizenaars, het eremietenklokje, dateert van 1703 en is gegoten door Claes Noorden en Jan Albert de Grave uit Amsterdam. Van deze klokkengieters kunt u in het Beiaardmuseum een grotere klok zien die in hetzelfde jaar gegoten is. Hiermee is het raadsel van de oude klok van Borkel klok opgelost. We weten niet van wie de kluizenaars dit klokje ooit gekregen hebben. Misschien wel van Borkel. Het klokje hangt momenteel in de nieuwe kapitteltoren van de Achelse Kluis. Het Madonnabeeldje is te zien in het museum.

De tiendklok/"Bernardusklok"

De Bernardusklok was oorspronkelijk de tiendklok van Borkel, een nieuwe klok die in 1791 gegoten is en tot 1846 in de schuurkerk van Borkel hing. Deze klok heeft in de periode van 1846 tot 1889 in de nieuwe waterstaatskerk van Borkel en Schaft gehangen, en is in 1889 verkocht aan de Achelse Kluis. De Kluis liet onder andere de naam "Bernardusklok" ingraveren, en dat is nu nog duidelijk te zien. Dat de klok beschadigd is, komt mogelijk door een beschieting van een torentje van de kluis in de eerste wereldoorlog. De Bernardusklok deed in de abdij dienst als luidklok van 1890 tot 1973, belandde toen in de kelder van de abdij en deze klok staat nu voor het museum van de Achelse Kluis opgesteld. De klok moest wel uit de kelder gehaald worden, want sinds het natuurontwikkelingsproject staan de kelders van de Kluis regelmatig onder water. Ook dit raadsel is nu opgelost.

De luidklok van Borkel

Deze klok hing in Borkel, eerst in de kapel en sinds 1791 in de schuurkerk. Daar bleef ze tot 1846. Samen met de tiendklok/ "Bernardusklok" werd ze in 1889 verkocht aan de Achelse Kluis. De luidklok dateert van 1720: ze werd Servatius en Antonius gedoopt en zelfs de peter en meter bij de doop zijn bekend, namelijk Johan Freijssen en Maria Daris, vrouw van Theodoor Vos. Dominicus de Jong vermoedt dat deze oude Borkelse klok gebruikt is voor het gieten van een nieuwe klok voor de abdij: de Jozefklok. Dat gebeurde in 1900 en de naam was duidelijk een eerbewijs aan de vroegere kluizenaars of eremieten die immers hun kluis Hermitage van Sint Joseph noemden. De Jozefklok van 1900 is op haar beurt in 1973 gebruikt voor het gieten van nieuwe klokken op de Achelse Kluis. Ze harmonieerde niet met de andere klokken. De Jozefklok kan overigens niet van het zusterklooster afkomstig zijn, zoals wel eens beweerd werd, omdat dit klooster niet in of voor 1900 bestond maar van 1946 tot 1956.

Met nog een kleinere daarbij

Dit klokje hebben we nu nog niet verklaard. Er staat in het hierboven aangehaalde tweede citaat niet dat deze kleinere klok ook uit Borkel afkomstig was. Waar kwam dit kleine klokje dan vandaan? Wij denken uit Schaft.



Het verhaal van Schaft

De kapel en de schuurkerk van Schaft waren aan Petrus toegewijd. In de Petruskapel van Schaft heeft een klokje gehangen; het hing na 1690 mogelijkerwijs in de schuurkerk die er vlakbij stond. Maar wij veronderstellen dat dit oude klokje ook in 1846 in de Achelse Kluis is terecht gekomen. Dit is dus "de kleinere daarbij"; ze kwam uit de oude vervallen kapel van Schaft die in 1816 werd gesloopt. In dat jaar werd er een nieuwe klok gegoten voor de Petrusschuurkerk van Schaft en daar heeft deze nieuwe klok (Peterklok) in elk geval gehangen tot in 1846. Tot nu toe dachten we dat de Peterklok waarschijnlijk naar de nieuwe kerk van Borkel en Schaft was gegaan ; dat leek ook wel logisch en taktisch bij een nieuwe gezamenlijke kerk. Maar nader onderzoek heeft geleerd dat deze mening onjuist is. We wisten dat deze klok niet in Borkel en Schaft gebleven was, want ze hoorde niet bij de klokken die in 1943 door de Duitsers in beslag waren genomen. Bekend was wel dat de Peterklok in 1943 in Heeze terecht kwam, namelijk in de periode dat de Duitsers klokken in beslag namen. Een dorp mocht namelijk één klokje in bezit hebben om te kunnen luiden in geval van nood. De Petrusklok luidde van 1943 tot 1945 in Heeze, en in 1945 ging het Petrusklokje weer terug naar Borkel en Schaft waar het sinds 1949 weer functioneerde. De grote vraag was steeds waar de Peterklok zich bevond tussen 1845/1846 en 1943. Dat weten we nog niet volledig zeker. Uit het archiefmateriaal zou kunnen blijken dat de Peterklok in 1846 door Adam Verweyen verkocht is aan de Lucia-parochie van Steensel. Daar bevond zich de klok in elk geval in 1939. Via Steensel is de klok in Heeze terecht gekomen. Omdat de naam "Schaft"er nog op stond , is de klok na de oorlog ten onrechte (?) teruggegeven aan Borkel en Schaft. De wettige eigenaar zou wel eens Steensel kunnen zijn . Het raadsel van de Peterklok is grotendeels opgelost. De Peterklok hangt nu in elk geval in de Servatiuskerk in Borkel en Schaft, en daar hoort hij eigenlijk ook thuis. Maar u begrijpt dat ze in Steensel het tegenovergestelde kunnen zeggen.

Het verhaal van Borkel en Schaft

De nieuwe kerk van Borkel en Schaft kwam na veel verzet vanuit de bevolking van Borkel en van Schaft in 1845 tot stand. De strijd van 10 jaren is door Christel Aaftink uitstekend beschreven. De nieuwe kerk kreeg in 1845 de beschikking over de tiendklok (de latere Bernardusklok) en luidklok van Borkel. In 1889 schonken de gezusters Verweyen twee nieuwe klokken aan de kerk van Borkel en Schaft die in de verbouwde kerktoren werden gehangen. De tiendklok/Bernardusklok en de luidklok gingen toen naar de Achsel Kluis. De schenking van de gezusters Verweyen kan wel iets te maken hebben met een kwestie uit 1847. Christel Aaftink vemeldt namelijk het volgende: "Dominicus de Jong vermoedt dat de eigenaar van de aangrenzende percelen, Adam Verweyen, de grond, waarop de schuurkerk stond, bij zijn eigen gebied heeft getrokken. In 1855 gaven diens kinderen het stuk grond namelijk aan Chistiaan van Deurzen, hoewel Verweyen niet de wettige eigenaar was". Mocht dit vermoeden juist zijn dan staat het in elk geval vast dat de grond weer weggegeven werd en dat er een jaar of zeven gebruik van gemaakt kan zijn. Van de familie Verweyen bestaat er een familiegeschiedenis uit 1980, gemaakt door W.G. Verweyen, toen in Vught woonachtig. Op 21 januari 1943 werden de drie klokken van Borkel en Schaft in beslag genomen, namelijk de twee klokken van 1889 (geschonken door de gezusters Verweyen) en een klein klokje van 11 kilo dat afkomstig was uit het klooster aan de Jan van Lieshoutstraat in Eindhoven (in 1942 door twee voltreffers verwoest). Na deze confiscatie kreeg Borkel en Schaft een klokje (alarmklokje) van het zusterklooster Bethlehem uit Haren, en dat werd na de oorlog teruggegeven. Toen werd nog korte tijd een klokje geleend van de Achelse Kluis. De drie in beslag genomen klokken zijn nooit terug gekomen. Wat wel terugkwam in 1946 was de Peterklok van de schuurkerk van Schaft die enkele jaren in Heeze dienst had gedaan. En die had dus eigenlijk terug naar Steensel moeten gaan.

In 1949 kreeg de Servatiuskerk een nieuwe klok en in 1958 kwam er nog een klok bij. Op de klok van 1949 staat: SERVATIUS HEET IK/JUB'LEND TREED IK/ in plaats van een ontvoerde/ toen diep leed ons volk beroerde/ dat ik mag luiden als weleer/ de mens tot heil, God toteer/ 25 DEC 1949. Op de klok van 1958 lezen we (want we zijn in de toren geklommen): Fulgara + Frango/ Anno 1958/ Nieuw/ Joannes Apostolus/ Opus 2567/ ( met een schildje van Eijsbouts). Deze drie klokken (uit 1816, 1949 en 1958) functioneren nog steeds.

Het verhaal van Achelse Kluis

De Achelse Kluis heeft veel te maken met de geschiedenis van de kerkklokken van Borkel, Schaft en Borkel en Schaft. De abdij bezit op dit moment zeven klokken. De Bernardusklok staat nu voor het museum en in het museum staat een niet gebruikte klok uit 1949 die gemaakt is door Serguys uit Leuven. Twee klokken werden gegoten in 1973; ze zijn geschonken door de vriendenkring van de Kluis en ze hangen in de toren van de kerk. Voor het gieten van deze klokken werd een andere klok (de Jozefklok) gesmolten; deze klok zou volgens de documentatie van de Achelse Kluis in 1900 afkomstig geweest zijn uit het zusterklooster van Borkel en Schaft, maar dit kan -zoals we zagen- niet juist zijn omdat dit kloostertje bestond van 1946 tot 1956. In de gesmolten Jozefklok zat wel het brons van de klok van Borkel die de abdij in 1889 gekocht had (de luidklok). In het broederkerkje van de Kluis hangt een oude klok uit 1750, de zogenaamde Theux-klok want hij is geschonken door graaf de Theux in 1846. De Eremietenklok (uit de kapel van Borkel) kwam in 1846 via pastoor Dobbelsteen terug op de Kluis en hangt nu in de nieuwe kapitteltoren. In de vlieringtoren van de nieuwe refter hangt een uurwerkklokje van 1949 dat ook door Serguys is gegoten. Tijdens beide wereldoorlogen raakte de Achelse Kluis geen klokken kwijt. Waar het klokje van het klooster en het klokje van de pastorie van Borkel en Schaft gebleven zijn, weten we (nog) niet zeker . Beide klokjes zijn waarschijnlijk via de Achelse Kluis in kerkjes in de de missie terecht gekomen.

Kloklegenden

Uit veel heemkundige studies is bekend dat "ongedoopte klokken" in vennen terecht kwamen en dat ze in de kerstnacht hun klanken lieten horen. Werk van de duivel uiteraard. Bergeijk had zijn Tresseven, Leende het Klokven (vlakbij de Achelse Kluis, namelijk nabij de plaats waar de Schuurkerk heeft gestaan), Dommelen zijn Rondven, Heeze zijn Kapellerput, Westerhoven zijn Breeput en Borkel het Malpieven. Allemaal legenden die wel aantonen dat in de volksverbeelding een klok van eminent belang was; ze vormde namelijk de verbinding tussen hemel en aarde, en dat is nogal wat. Zelfs het modernste "mobieltje" kan daar niet tegenop.



Valid HTML 4.01!